Belgen gaan minder sparen

26 juni 2015

Belgische gezinnen sparen een steeds kleiner deel van hun inkomen. Dat blijkt uit een analyse van het spaargedrag door Belfius.

De spaarquote is het deel van het inkomen dat we opzij leggen voor later. Het bleef in ons land vóór het uitbreken van de crisis zeer stabiel rond gemiddeld 16,5%. In 2009 werd een piek behaald van 18,4% omdat de particuliere consumptie in dat jaar slechts toenam met 0,2%, terwijl het beschikbaar inkomen steeg met 2,1%. Nadien maakte de spaarquote een duik tot 13,5% in 2013 omdat in de periode 2010-2013 de consumptie toenam, terwijl het beschikbaar inkomen kromp. Dankzij het herstel van de inkomensgroei in 2014 kon de spaarquote terug aantrekken tot 13,9%.

Volgens het Federaal Planbureau zal de spaarquote van de gezinnen de komende jaren verder dalen: van 14,0% in 2015 tot 13,3% in 2016, 13,1% in 2017 en 13,0% in 2018.

Uit de statistieken van het nationaal huishoudbudgetonderzoek (2010) blijkt dat de Belgische huishoudens pas vanaf een nettoinkomen van 20.664 euro op jaarbasis beginnen te sparen. Onder dat niveau hebben we een negatieve spaarquote.

Naarmate het inkomen toeneemt, loopt de spaarquote sterk op en bereikt zelfs voor de 10% hoogste inkomens(>56.400 euro) gemiddeld 44%.

Globaal gezien bedraagt het mediaan - de middelste indien we iedereen op een rij zouden zetten - netto financieel vermogen van de Belgische huishoudens 206.000 euro, maar het blijkt zeer ongelijk gespreid te zijn over de bevolking. Tien procent van de Belgische gezinnen heeft immers minder dan 2.700 euro, terwijl 10 procent van de huishoudens meer dan 687.000 euro netto waard is en 5 procent bezit zelfs iets meer dan een miljoen euro. 20% van de gezinnen onder 32 jaar heeft gemiddeld amper 2.000 euro.

Via deze link kan je de huidige spaartarieven vinden.