270, 1608

Perpetuele leningen lopen in de kijker

Nu de rente op spaarboekjes en termijnrekeningen tot historische lage niveaus is gedaald, kijken heel wat beleggers uit naar alternatieven. Een perpetuele achtergestelde obligatie biedt mogelijkheden voor wie wat meer risico aanvaardt.

Perpetueel betekent dat het gaat om een eeuwigdurende obligatie. Wie hierin investeert, kan zijn centen dus niet zomaar terugeisen. De ontvanger mag ze houden zolang hij wil. Desnoods voor altijd. Al voorzien dergelijke leningen steeds in de mogelijkheid voor de uitgever om ze toch terug te betalen vanaf een bepaald tijdstip. Dat tijdstip mag hij dan vrij kiezen.

Perpetuele obligaties zijn meestal ook achtergesteld. Dat betekent dat ze bij een eventueel faillissement pas worden terugbetaald als alle andere schuldeisers zijn vergoed. Bezitters van achtergestelde leningen komen dus helemaal achteraan de rij. Dat maakt dat ze bij financiële moeilijkheden van de ontlener hun obligatie in rook zien opgaan. Alleen de aandeelhouders houden ze nog achter zich.

Voor spaarders zijn dit twee belangrijke minpunten. Maar die worden goedgemaakt door een aanzienlijk hogere intrestvoet. Deze kenmerken maakten dat banken deze obligaties de voorbije jaren graag op de markt brachten. De intrest die ze hierop dienden te betalen, konden ze fiscaal aftrekken. Bovendien mochten de perpetuele obligaties door hun achtergesteld karakter bij het eigen vermogen van de financiële instelling worden geteld. Het gaat immers om geld dat ze niet hoefden terug te betalen.

Daardoor maakte het mee de financiële buffer uit voor de andere schuldeisers. En dat zonder dat het kapitaal moest worden verhoogd via de uitgifte van nieuwe aandelen, waardoor toekomstige winsten over meer mensen verdeeld zouden moeten worden.

De nieuwe reglementering die bepalen hoe groot de buffer is die financiële instellingen moeten hebben – de zogenaamde Basel III – heeft het echter niet begrepen op dit soort van hybride financieringstechnieken. De perpetuele obligaties zullen niet langer mogen worden meegeteld om de buffer te bepalen.

Door deze maatregel verdwijnt een belangrijk voordeel voor de banksector. Die blijft nu zitten met obligaties waarop hij een hoge intrestvoet moet betalen, zonder dat ze nog meetellen voor de berekening van de financiële buffer. Dit zorgt ervoor dat heel wat banken de komende jaren wellicht zullen overgaan tot een terugbetaling van de perpetuele obligaties. En dat maakt ze aantrekkelijk voor de beleggers.

Tot de terugbetalingsdatum bieden ze een hoge coupon en bovendien kunnen ze nu op de beurs worden gekocht met een korting. De perpetuele obligatie met een rentevoet van 8% die KBC in 2008 op de markt bracht en theoretisch kan worden terugbetaald vanaf 2013 (geen plicht voor KBC, alleen een mogelijkheid die wellicht groter wordt) kan nu worden gekocht tegen zowat 81% van de nominale waarde. Gezien de intrest op 100% van de nominale waarde wordt berekend, biedt dat een fors rendement. Voor de perpetuele obligatie van ING geldt hetzelfde, al wordt deze verhandeld tegen 96% en is hier dus minder hefboom.

Toch is er een belangrijke rem. Zo is de intentie van ING om over te gaan tot terugbetaling van perpetuele obligaties voorlopig al afgeblokt door Europa. Dat eist dat de financiële groep eerst de staatssteun terugbetaalt die ze ontving tijdens de topdagen van de bankencrisis. En dat zal wellicht ook voor KBC gelden.

Bovendien is de financiële crisis nog niet volledig onder controle. Zo blijft bijvoorbeeld de toestand van de Spaanse staatsfinanciën en de mogelijke gevolgen voor de Europese bankensector voor onrust zorgen. Zolang die niet volledig verbannen is, zullen financiële instellingen zich ervoor behoeden om hun buffers af te slanken. En zullen kopers van perpetuele obligaties er moeten mee leven dat ze in het slechtste geval (een deel van) hun investering kunnen verliezen, mocht het de slechte kant opgaan met hun financiële instelling. (jvg)

Meer over: Sparen

Log in om reacties to posten. Geen login? Registreer u hier.