85 maandlonen nodig om levensstandaard na pensioen op peil te houden

20 september 2018

Een bediende die zijn levensstandaard ook na zijn pensionering wil behouden, moet hiervoor 85 keer zijn nettomaandloon opzij zetten op een spaarboekje. Dat berekende de personeelsdienstenadviseur HR Mercer.

Wil u na uw pensionering dezelfde levensstandaard behouden, dan heeft u in principe een maandelijks pensioen nodig dat gelijk is aan uw nettomaandloon. Een deel hiervan wordt verzekerd door het wettelijk pensioen (1ste pijler). De rest vult u idealiter aan via de aanvullend bedrijfspensioen (2de pijler), het fiscaal aangemoedigde pensioensparen en langetermijnsparen (3de pijler) en sparen zonder fiscaal voordeel (4de pijler).

Ter illustratie: een Belgische bediende van 35 jaar verdient vandaag ongeveer 2.000 euro netto. Op de wettelijke pensioenleeftijd van 67 zal hij, rekening houdende met de inflatie, een nettomaandloon hebben van 3.111 euro. Indien de bediende dan een wettelijk nettopensioen van 1.900 euro ontvangt, dekt de 1ste pijler dus 62 procent van het bedrag dat hij maandelijks wil hebben.

Om de kloof tussen zijn laatste loon en zijn wettelijke pensioen te dichten, heeft hij bijgevolg een aanvullend kapitaal nodig. Mercer berekende dat op zowat 265.000 euro, wat overeenkomt met 85 keer het laatste loon. Met een groepsverzekering en het fiscaal aangemoedigde pensioensparen alleen raakt deze doelstelling niet bereikt, zegt de adviseur.

Er moet extra worden bijgespaard. Gebeurt dat op een spaarrekening met een rente van 0,11%, dan moet iemand die met zijn pensioenaanleg start op zijn 25ste maandelijks 248 euro opzijzetten. Start hij op zijn 35ste, dan wordt dat 371 euro. En gaat hij pas van start op zijn 45ste, dan bedraagt het al 595 euro.

Spaart hij met een gemiddelde opbrengst van 1%, dan dalen de benodigde maandbedragen al naar respectievelijk 174 euro, 280 euro en 475 euro.